top of page
  • Foto van schrijverLiza

Wetenschappers aan het woord: Rutger Leukfeldt

In deze blog-serie ga ik in gesprek met onderzoekers over hun kijk op wetenschapscommunicatie. Door dit soort gesprekken te voeren hoop ik steeds beter te begrijpen hoe onderzoekers tegen wetenschapscommunicatie aan kijken en waar zij behoefte aan hebben. Deze keer ga ik in gesprek met Rutger Leukfeldt, senior onderzoeker bij het Nederlands Studiecentrum Criminaliteit en Rechtshandhaving (NSCR) en lector bij De Haagse Hogeschool op het gebied van cybercrime en cybersecurity.


Welke rol speelt wetenschapscommunicatie in jouw werk?


‘Voor mij is wetenschapscommunicatie eigenlijk volledig geïntegreerd in mijn werk. Ik ben namelijk constant bezig met de verbinding tussen wetenschappelijk onderzoek en praktijktoepassingen. Dat komt omdat ik zowel een aanstelling aan een academische instelling als aan een hogeschool heb. Voor mij is deze combinatie ideaal. Want het geeft me de ruimte om fundamenteel wetenschappelijk onderzoek te doen en de kennis die daaruit voortvloeit direct voor te leggen aan mijn netwerk van praktijkprofessionals en beleidsmedewerkers.’


Wat heeft je ertoe gezet om voor zo’n combi-aanstelling te kiezen?


‘Ik ben zelf ooit begonnen als onderzoeker op een hogeschool. Daar merkte ik dat de kennis die er vergaard wordt duidelijk maatschappelijke waarde moet hebben. Aan puur wetenschappelijke publicaties wordt veel minder waarde gehecht. Maar als onderzoeker miste ik de wetenschappelijke insteek. Daarom besloot ik de overstap te maken naar het NSCR, een academisch onderzoeksinstituut. Hier merkte ik eigenlijk precies het tegenovergestelde. Ineens draaide alles om wetenschappelijke output en kreeg maatschappelijke relevantie weer veel minder aandacht. Maar beide is natuurlijk belangrijk. Met mijn huidige aanstelling sta ik met één been in de praktijk en met het andere in de wetenschap. Zo’n één tot twee dagen in de week voer ik gesprekken met onder andere politiemedewerkers en beleidsambtenaren van het Ministerie van Justitie en Veiligheid. De overige dagen houd ik me met wetenschappelijk onderzoek bezig.’


Wat levert je deze nauwe samenwerking met praktijk en beleid op?


‘Ontzettend veel. Door de samenwerking met praktijk en beleid doe ik veel nieuwe onderzoeksideeën op. Tegelijkertijd kan ik mijn onderzoeksideeën en resultaten voorleggen aan praktijk en beleid. Op welke manier kunnen zij mijn onderzoeksresultaten echt gebruiken in hun dagelijkse werk? Daarnaast levert contact met beleid en praktijk ook veel andere mogelijkheden op. Zo krijg ik makkelijker toegang tot bijvoorbeeld grote datasets. Ook is een groot netwerk belangrijk voor het aanvragen van beurzen. Veel contact met beleid en praktijk kan dus de kans op financiering vergroten. Ook ervaar ik dat onderzoeksprojecten alleen maar beter worden door samen te werken met beleid en praktijk. Hoewel ik effectief minder dagen besteed aan wetenschappelijk onderzoek, leidt mijn wetenschappelijke output daar zeker niet onder.’


Waarom zijn er niet meer onderzoekers met een vergelijkbare aanstelling, denk je?


‘Natuurlijk kost zo’n nauwe samenwerking met praktijk en beleid tijd en energie. En je moet niet bang zijn voor weerstand. Hoe eerder je in je onderzoeksproject praktijkprofessionals en beleidsmedewerkers betrekt en informeert, des te meer mogelijkheden je nog hebt om wensen en ideeën uit praktijk en beleid te integreren in je onderzoek. Dat maakt het weer makkelijker om draagvlak voor je onderzoek te creëren. Maar dat betekent dat je er wel echt tijd voor moet reserveren. Idealiter zou een wetenschapper ongeveer één dag per week volledig bezig zijn met de verbinding tussen wetenschap en praktijk.


‘Daarnaast zijn veel wetenschappers niet bekend met de mogelijkheid van een aanstelling bij zowel een universiteit als een hogeschool. Ik denk dat het traditionele beeld van een wetenschapper die lesgeeft en onderzoek doet vanuit zijn of haar werkkamer nog steeds hardnekkig is. Maar het is haast onmogelijk om maatschappelijke impact te maken als je in je werkkamer blijft zitten.’


Idealiter zou een wetenschapper ongeveer één dag per week volledig bezig zijn met de verbinding tussen wetenschap en praktijk.

Heb je een tip voor collega-wetenschappers?


‘Als je als wetenschapper maatschappelijke impact wil maken dan is het belangrijk om een netwerk op te bouwen van mensen die jouw onderzoeksresultaten ook daadwerkelijk kunnen gebruiken in hun dagelijkse werk. Dat kan al vrij eenvoudig via bijvoorbeeld LinkedIn. Ik heb zelf gemerkt hoeveel mensen je hiermee kan bereiken. Er hoeft maar één geïnteresseerde beleidsmedewerker je post te liken en je bericht zit zo in de feed van veel meer beleidsmedewerkers.


‘Een ander advies is om niet terug te deinzen voor herhaling. Hou vol, blijf posten, maar ook: blijf je onderzoek presenteren. Ook al heb je hetzelfde verhaal al tien keer gehouden voor een publiek buiten de wetenschap, voor hen is het wel een nieuw en relevant verhaal. Als je impact wil maken, moet je mensen de tijd geven om je onderzoek in hun eigen context te plaatsen. Een laatste tip is om als wetenschapper net zoveel tijd te investeren in praktijkcongressen als in wetenschappelijke congressen. Juist op praktijkcongressen doe je weer heel andere ideeën op en kom je in contact met mensen die daadwerkelijk aan de slag kunnen met jouw onderzoeksresultaten.’

Recente blogposts

Alles weergeven
bottom of page